Piet (Pieter) Ouborg
werd op 10-03-1893 in Dordrecht geboren en overleed op 03-06-1956 in Den Haag.
In Dordrecht volgt hij een opleiding als onderwijzer met akten voor Engels en
Frans. In 1913 ontvangt hij de materiaalprijs groot f
200,- uit het door het Dordrechts Museum beheerde Ary Scheffer-fonds. Volgde een
opleiding voor een lagere teken akte in Surabaia en tijdens zijn eerste Europese
bezoek wordt de akte MO tekenen behaalt. Als schilder is hij autodidact.
Piet Ouborg werkte van 1916 tot 1938 als onderwijzer en tekenleraar in
Nederlands-Indië (Java, Serang(1916), Sumatra, Padang-Pandjang(1916-1919),
Java, Soerabaia(1920), Malang(1921 en 1925), Batavia (1926-1931) en Bandoeng
(1925 en 1931-1938). Vandaar uit volgde hij nauwlettend de ontwikkelingen in de
Europese kunst. Tegelijk maakte de exotische Indische omgeving diepe indruk
op hem. Samen met de kunstenaar
Jan Frank maakt hij tochten om te
schilderen en om authentieke maskers op te sporen; hier ligt de basis van
zijn collectie. In 1923 en in 1931 keert hij voor een verlofbezoek terug
naar Nederland en 1938 keert hij definitief terug naar Nederland, kiest dan een
woonplaats in Haarlem en later in Amsterdam en vestigt zicht in 1939 te Den
Haag waar hij weer les in kunstgeschiedenis
en tekenen gaat geven.
Al voor de Tweede Wereldoorlog creëerde Ouborg een opvallend oeuvre
met een zeer persoonlijk, surrealistisch karakter. Hij werd onder meer
beïnvloed door de Spaanse schilder Joan Miró (1893-1983).Ouborgs isolement
en bescheidenheid stonden voor 1940 erkenning in de weg. Bovendien
vernietigde hij na het uitbreken van de oorlog veel werk uit zijn begin
jaren in Nederland. Tijdens de
oorlogsjaren is zijn werk somber en duister van karakter die de donkere
tijden lijken te reflecteren. Hij ontmoet in deze periode de dichter Nes
Tergas en via hem
W.
Jos de Gruyter, die weer voor het eerste contact met Willem Hussem en
Jaap Nanninga zorgt. Zijn naoorlogse
werk wordt speelser en kleuriger. Dankzij zijn Indisch pensioen kan hij eind
1945 stoppen met les geven en zich volledig aan zijn kunstenaarschap weiden.
In 1946 behoorde hij even tot de Amsterdamse kunstenaarsgroep
Vrij
Beelden, net als Willem Hussem.
en hij exposeert voor het eerst na de oorlog in 1946 in een
groepstentoonstelling aan de Plaats in Den Haag. In 1947 exposeert hij met
de groep Experimentelen in de Haagse Kunstkring. Ouborg sloot met zijn werk
aan bij de beeldtaal van de COBRA beweging, waarvan hij geen lid wilde zijn.
Behoorde in de vijftiger jaren bij de Voorburgse artistieke werkgroep
De Nieuwe Ploeg.
Na de oorlog kreeg hij meer
bekendheid, maar niet altijd in positieve zin. In 1950 kreeg de kunstenaar
de Jacob Marisprijs voor zijn tekening Vader en zoon - een toekenning
die destijds grote verontwaardiging veroorzaakte.
Zijn eerste eenmanstentoonstelling krijgt hij in 1931 bij de kunsthandel
de Bois in Haarlem. Ouborg exposeerde ook diverse malen in het voormalig Nederlands-Indië
- (Soerabaia, Batavia 1933 en 1938). Na de oorlog exposeert hij in1948 in de
kunstzaal Plaats in Den Haag en in het Haagse Gemeentemuseum 1953 ,
Stedelijk Museum Amsterdam 1954 en het Dordrechts Museum 1975,1994.
Het werk van Ouborg was ook vertegenwoordigd op vele groepstentoonstellingen
in binnen en buitenland. ( België, Frankrijk, Denemarken, etc)
Werk van Ouborg bevindt zich in het Stedelijk Museum te Amsterdam, het
Van Abbemuseum (Eindhoven), het Dordrechts Museum, het Haags Gemeentemuseum. Staat vermeld in de Jacobs(1993) en de Scheen (1969-70)