Hubertus
Johannes ( H. J.) Mengels werd op 6 mei 1921 te Heerlen geboren, afkomstig uit een mijnwerkersgezin, gaat al op jonge
leeftijd werken in de kolenmijn in Heerlen. Af en toe bezoekt hij lessen van de
Tekenschool in Heerlen en volgt hij schriftelijke tekenlessen. In 1943 moet hij
onderduiken en komt hij terecht bij een kunstschilder, met wie hij regelmatig
buiten schildert. Na de oorlog besteedt hij steeds meer tijd aan het schilderen
en in 1947 neemt hij voor het eerst deel aan een groepstentoonstelling in
Sittard. In 1950 verhuist Mengels naar Den Haag en drie jaar later wordt hij bij
de Vrije Academie aangenomen als docent stilleven, portret en figuur. In deze
periode schildert hij vooral dagelijkse taferelen en onopvallende plekken in de
stad -"schuttingen, blinde muren en doodlopende straten" zoals hijzelf ooit
zei, waarin veelal een stille, soms desolate sfeer hangt. Qua stijl toont zijn
werk in deze tijd verwantschap met een aantal schilders uit Den Haag, die zich
begin jaren vijftig oriënteerden op de Parijse School en die men tegenwoordig de
schilders van de 'Nieuwe Haagse School' noemt.
Midden jaren zestig begint Mengels te experimenteren met objecten waarin beweging, licht en geluid een
hoofdrol spelen. In deze objecten, samengesteld uit gevonden materialen, zitten
draaiende elementen, elementen die van kleur verwisselen en er verschijnen
steeds wisselende, vaak maatschappij kritische, teksten uit kranten en
tijdschriften. Hoewel hij veel succes oogst met deze kinetische objecten gaat
Mengels zich toch weer op iets anders richten, en wel de beeldhouwkunst. Eerst
hakt hij zijn rijzige figuren uit lange boomstammen, later maakt hij de beelden
ook in kunststof of papier maché. Tevens experimenteert hij in deze jaren met de
grafische technieken. Het resultaat, wat hij een collagraph noemt, is een
combinatie van een collage van objets trouvés als schroefjes en stukjes
ijzerdraad met zelfgemaakte vormen van metaal in diepdruk afgedrukt. Ondanks al
zijn experimenten is Mengels altijd blijven schilderen. De figuratie verdwijnt
echter steeds meer uit zijn werken. In de jaren tachtig maakt hij vooral
materieschilderijen. Pigmenten mengt hij met houtlijm, zand en andere materialen
en hij brengt deze 'materie' met brede kwast, paletmes of met de hand in lagen
aan op houten panelen. Vervolgens krast hij in de materie tot onderliggende
kleurlagen tevoorschijn komen. Eind jaren tachtig begint Mengels ook met het
maken van instrumentale objecten, waarbij muziek in de beeldhouwkunst
geïntegreerd wordt. Van lange bamboestammen, snaren en andere materialen stelt
hij intrigerende klankkasten samen tot nooit eerder vertoonde geluidssculpturen.
Staat vermeld in de Scheen en de Jacobs en ontving in 1978 de Jacob Hartogprijs
voor beeldhouwkunst met het beeld Eva en ontving in 1985 de Inkt Grafiekprijs.
Behoorde tot de Posthoorngroep
Naar de collectie van
Ber Mengels
Naar de beelden van Ber Mengels in de Haagse regio
Meer op het web over Ber Mengels