Arnoldus
Aloysius (Nol) Kroes werd op 16 april 1918 te Den Haag geboren en overleed
op 57 jarige leeftijd op 13 januari 1976 in Den Haag. Volgde zijn opleiding
bij de Koninklijke Academie in Den Haag en op het atelier van W.E. Cox. Was
lid van Pulchri Studio, Haagse
Kunstkring en maakte deel uit van de groepen
Fugare,
de Posthoorngroep en
Verve. Nol Kroes maakte ondermeer studiereizen naar Frankrijk,
Italië, Portugal en Spanje. Zijn werk bevind
zich onder meer in het Gemeentemuseum in Den Haag en de Rijkscollectie. Hij
won in 1953 de Jacob Marisprijs voor
schilderkunst en in 1967 de Jacob Marisprijs voor tekenkunst. Nol Kroes werkte
zeer prominent als leraar aan de Vrije Academie te Den Haag.
Kroes was een rouwdouwer en schildersbeest puur sang. Nol woonde in
de zestiger jaren in de
Riouwstraat. In die tijd moest naakt nog worden
afgeplakt. Naar aanleiding van de geboorte van zijn dochter Petrouchka had
Nol een schilderij gemaakt en dat plaatste Nol goed zichtbaar voor het
raam. De buurt vond het aanstootgevend en een overmacht van politie kwam het
doek in beslag nemen. Liefdesscènes en vrouwen waren Kroes' favoriete
onderwerpen. Eind jaren zestig ontstond er een rel toen de zedenpolitie zijn
pentekeningen en olieverfschilderijen in beslag nam. Justitie bestempelde ze
als 'pornografisch' en 'te zinnenprikkelend'. De galerie
Orez waar het werk getoond was alleen
toegankelijk voor volwassenen en waren de ramen geblindeerd. Nadat het werk
van Kroes daar desalniettemin in beslag was genomen, durfde hij 2,5 jaar
niet te exposeren. Hij was bang was dat hij opnieuw alles moest inleveren.
Intussen was Kroes wel een juridische procedure begonnen. In 1970 stelde het
hof hem in het gelijk.
Staat vermeld in de Scheen en de Jacobs.